Over deze module

In deze module leer je de leerlingen hoe ze iemand kunnen aanspreken op ongewenst gedrag zonder de ruzie erger te maken. 

Benodigdheden

Lesverloop

Introductie:

Vertel dat het altijd lastig is om iemand aan te spreken op ongewenst of vervelend gedrag. Zéker als het om een vriend of vriendin gaat. Je bent bang dat diegene boos op je wordt, of, als het om pesten gaat, dat ze jóu juist gaan pesten. Toch is het goed om iemand wél op zijn of haar gedrag aan te spreken als het nodig is. Als niemand dat namelijk doet, houdt het verkeerde gedrag ook niet op. 

Kern:

Vertel dat het goed is om te onthouden dat je iemand aanspreekt om ze te hélpen! Je helpt het slachtoffer, maar zelfs ook degene die het slechte gedrag vertoont. Doordat jíj er wat van zegt, kun je misschien voorkomen dat de juf of meester er iets van moet zeggen en er straf wordt uitgedeeld.
 

Zolang jij je aan de volgende stappen houdt, doe jíj je best en ligt het niet aan jou. Benoem de stappen en de voorbeelden. Gebruik eventueel de Digibordtool om ze ook op het digibord te laten zien. Die stappen gaan jullie straks oefenen in de klas. 

Stap 1

Blijf zelf rustig. Niemand heeft er wat aan als je zelf gaat schreeuwen, zeuren of huilen. Haal diep adem, zet je voeten stevig op de grond, tel tot 10 en praat op een rustige en duidelijke toon.

Stap 2

Praat vanuit een ik-boodschap

Als jij vindt dat iemand zich slecht gedraagt, dan betekent dat dat jíj je aan dat gedrag irriteert. Dat is heel begrijpelijk, maar ook meteen gevaarlijk. Als jij boos wordt, wordt het ruzie. En dat is nou nét wat je wilt voorkomen.

Tel dus eerst rustig in je hoofd tot 10 en gebruik die tijd om je te bedenken waarom het gedrag jou zo irriteert. Als je er even de tijd voor neemt om daar over na te denken, kun je dat daarna ook makkelijker in uitleggen. Voorbeelden kunnen zijn:

‘Ik vind het heel vervelend dat ze zo ruig voetbalt, want ik zie dat de kleinere kinderen daar bang van worden.’

‘Ik vind het vervelend dat hij zo schreeuwt, want ik wil ook graag wat kunnen zeggen.’

‘Ik vind het vervelend dat ze steeds vervelende opmerkingen maakt naar Ilse, want ik zie dat Ilse daar erg verdrietig van wordt.’

 
Stap 3
Benoem gedrag
 

Spreek de ander aan, maar benoem alleen het gedrag dat je vervelend vindt. Zeg nooit dat je de persoon vervelend vindt, want waarschijnlijk is dat ook helemaal niet waar. Het is misschien juist een van je vrienden of vriendinnen! Het gedrag dat diegene nu vertoont is alleen wél vervelend, dus dát is wat je benoemt.

Zeg ook waaróm je het vervelend vindt. Zo weet de ander ook dat zijn of haar gedrag een vervelend gevolg heeft, en dat het niet meteen betekent dat je hem of haar niet aardig kunt vinden.

Begin je zin met het woord ‘ik’. Zo voorkom je dat je per ongeluk toch boos overkomt. Voorbeelden kunnen zijn:

‘Ik vind het vervelend dat je je zo met je pen tikt, want ik kan me daarom niet goed op mijn sommen concentreren.’

‘Ik vind het vervelend dat je al je boeken op je tafel laat liggen als je ze niet meer gebruikt, want ik wordt daar heel onrustig van in mijn hoofd.’

‘Ik vind het vervelend dat je hem steeds buitensluit, want ik zie dat hij vaak niemand heeft om mee te spelen.’

 
Stap 4

Vraag op een nette, vriendelijke manier of de ander wil stoppen met het gedrag dat je net benoemd hebt. Bijvoorbeeld:

Ik vind het heel vervelend dat je stoel zo ver naar achteren staat, want daardoor kan ik er steeds niet goed langs. Zou je je stoel willen aanschuiven als je bij je tafel weg loopt?

Als je eindigt vraag stelt, kán het antwoord natuurlijk ‘nee’ zijn. Vraag dan waaróm niet, en blijf zelf nog steeds rustig. Misschien heeft de ander wel een goede reden voor zijn gedrag waar jij niet aan gedacht had! Als dat niet zo is, vraag het dan nog eens en leg daarbij nog een keer uit waarom je het vervelend vindt.

Begeleide inoefening:

Verdeel de groep in tweetallen en deel de scenariokaartjes uit. Laat de leerlingen nu oefenen met de stappen. Laat de leerlingen elkaar helpen met het verwoorden en geef zelf feedback terwijl je door de klas loopt. 

Afsluiting:

 

Besluit met het volgende:
Hopelijk is je probleem nu opgelost en het vervelende gedrag gestopt. Jij hebt er in ieder geval alles aan gedaan om het rustig en netjes uit te praten. Als het gedrag nog niet gestopt is, loop er dan bij weg. Dit voorkomt dat je alsnog boos wordt. Vraag hulp aan een volwassene. Je juf of meester of aan je ouders.

Hulp vragen van een ander kind helpt waarschijnlijk niet, want naar jou wilde hij of zij ook al niet luisteren.

Leg aan de volwassene op dezelfde manier uit welk gedrag je vervelend vindt en waarom dat is. Een zeurderige of boze toon helpt natuurlijk niet. Je wilt geholpen worden, niet dat ze boos op jóu worden. Vertel wat je zelf al geprobeerd hebt er aan te doen en wat het antwoord was. Daar mag je best bij vertellen dat je die reactie vervelend vond.